
Marktregels op pauze, belastinggeld op play
Om snelheid te waarborgen moeten marktprincipes wijken — en in een zeldzame flits van overheidslogica betekent dat dus géén concurrentie, géén prijsmechanisme, maar wél efficiëntie. Transparantie belemmert immers het tempo van strategische overheidsinkopen, en als het écht belangrijk is, dan is elke verspilling ineens een investering in de nationale waardigheid. De wet van Bastiat wordt omgekeerd: hoe minder je ziet, hoe effectiever het beleid.
Spoedberaad in de commandokamer van het kapitaal
"Defensie is geen normale markt", zo luidt het eindoordeel van de ambtelijke strategen. De verklaring komt als een bevrijding, als een langverwacht ontslag uit de ketenen van de aanbestedingswet. Waar de markt traag, hinderlijk en bureaucratisch zou zijn, komt de overheid met de remedie: minder markt, meer ministerie. En dus mag Defensie zich voortaan — in naam van geopolitiek en urgentie — onttrekken aan de regels van concurrentie. De vrije markt als hinderpaal, transparantie als risico, toezicht als vertraging. Het is alsof een keten van bakkers besluit dat hygiëneregels het broodbakken belemmeren, en voortaan onder geheimhouding gist en meel gaat verdelen via een noodbureau.
Maar zoals Robert Higgs al schreef in Crisis and Leviathan (1987): "crises creëren ruimte voor uitzonderingen, en uitzonderingen worden nooit teruggedraaid." Wat als tijdelijke uitzondering begint — "het moet nú" — eindigt als permanente structuur. De staat groeit in de schaduw van de dreiging die zij zelf benadrukt. Er is altijd wel een oorlog, een dreiging, een internationale dynamiek die aanbestedingsregels irrelevant maakt. Het resultaat is niet veiligheid, maar een permanente mobilisatiestand: een ministerie dat werkt als wapenfabriek, met de burger als belastingdragend grondstof.
"Er kan geen rationele economische berekening plaatsvinden zonder echte marktprijzen." — Ludwig von Mises, Bureaucracy (1944)
De calculatieparadox van het ministerie
En dat brengt ons bij Mises. Wanneer Defensie 'geen normale markt' meer is, maar ook niet het domein van vrijwillige bijdragen — dan is er alleen nog planning zonder calculatie. Zodra concurrentie als lastig wordt bestempeld, weet je één ding zeker: verspilling is onderweg. Er is niemand die kan zeggen of een drone te duur is, of een radarstation overbodig — want de markt is buiten spel gezet, en de ambtenaar speelt generaal. En de producent? Die hoeft alleen te weten wie zijn contactpersoon is op het ministerie — niet wie zijn concurrent is op de markt.
Daarbij valt vooral op met welk gemak het aanbestedingsproces, dat elders heilig is, hier ineens mag worden afgeschoten. Dit is hetzelfde systeem dat in vrijwel alle sectoren als moreel schild wordt opgevoerd tegen vriendjespolitiek en misbruik, maar dat in werkelijkheid talloze ondernemers weert met juridische spaghetti, formulierenfetisjisme en Kafkaëske wachttijden. Dat proces — waar velen dagelijks hun hoofd over breken en waar geen kleine speler zich zonder jurist doorheen durft te worstelen — blijkt nu plots een hinderpaal voor "doelmatigheid".
Het publieke belang dat het ooit moest dienen, wordt op het moment suprême als storend ervaren. Wat resteert is een pragmatisch cynisme: procedures zijn er voor de procedures, tenzij de procedure het doel hindert. Want als het écht belangrijk is, hoeven de regels blijkbaar niet meer te gelden. Voor de burger blijft de formulierenhel intact. Voor de generaal gaat de rode loper uit.
Het zichtbare en het onzichtbare van defensie-uitgaven
Het FD-artikel spreekt over "vertrouwen in partners" en "urgente aankopen". De overheid vertrouwt op zichzelf, en gunt zichzelf de wereld. Maar Frédéric Bastiat zou ons eraan herinneren dat wat men ziet — de aankoop, het contract, de vermeende versnelling — slechts de façade is. Wat men niet ziet? De middelen die elders niet meer beschikbaar zijn. De belasting die niet meer vrijwillig wordt besteed. De ondernemer die buiten spel staat. De innovatie die nooit geboren wordt, omdat snelheid nu belangrijker is dan waarde.
Het ironische is: de reden dat men nu de regels overboord zet, is omdat de regels door de overheid zelf zijn opgelegd. Het aanbestedingscircus is geen natuurwet, maar een bureaucratisch monster van eigen makelij. Nu dit monster een obstakel blijkt, kiest men niet voor afschaffing, maar voor uitzonderingen. Zoals een brandweerman die elke keer zelf brand sticht, om daarna te klagen dat de vlammen hem hinderen bij het blussen.
De snelwegen van vrijwillige coördinatie
En toch, in een wereld zonder aanbestedingen had het anders kunnen zijn. Laat bedrijven vrij, laat innovatie ontstaan uit concurrentie, laat burgers zelf kiezen of en hoe zij aan defensie willen bijdragen. In zo'n wereld is defensie geen kostbaar logboek van spoedcontracten, maar een ecosysteem van vraag, aanbod en vrijwilligheid. Het verschil? Daar moet men verdienen. Hier hoeft men alleen te ontvangen.
Wie beweert dat aanbestedingsregels de boel vertragen, maar tegelijkertijd zweert bij belasting als financieringsmodel, mist het grotere punt. Als snelheid écht prioriteit had, zou men beginnen bij de snelste kracht die de mens kent: het marktmechanisme. Vrijwillige ruil, prijsprikkels, winstsignalen — dát zijn de snelwegen van menselijke coördinatie. Alles daarbuiten is filevorming met zwaailichten.
En zo zien we opnieuw: de snelste manier om iets kapot te maken, is het uitroepen tot uitzondering. De oorlog is niet tegen een externe vijand, maar tegen de markt zelf. En de verliezer is niet het ministerie. Dat bestaat bij de gratie van dreiging. De verliezer is de burger, die denkt dat spoed een reden is voor dwang, en dat veiligheid beter werkt zonder keuzevrijheid.
In werkelijkheid is de enige echte spoed: de haast waarmee men onze vrijheid telkens weer probeert te parkeren in de berm van de bureaucratie.