De Wet van de Stilstaande Trein
De NOS normaliseert de impact van de staking door deze te presenteren als een vanzelfsprekende uiting van arbeidsrecht, zonder enige analyse van de rol van het overheidsmonopolie achter de NS. Alsof het 'even geen treinen' betreft in een verder rationeel georganiseerd landschap.
Wie betaalt voor de locomotief die stilstaat?
Wanneer de NS besluit om "collectief het werk neer te leggen", komt het land tot stilstand. Reizigers worden uitgedund tot files, forensen transformeren in frustratieballen, en economische activiteit schuift gestaag richting de noodrem. Wat de NOS met staatsnuchterheid als een staking beschrijft, is in wezen de logische uitkomst van een systeem waarin de overheid niet alleen de sporen legt, maar ook de machinist aanwijst, het kaartje afdrukt én de vakbond subsidieert.
Want vergis u niet: de NS is geen gewoon bedrijf. Het is een naamloze vennootschap met één aandeelhouder — de Nederlandse staat. Sinds 2005 beheert het Ministerie van Financiën de aandelen, wat betekent dat het ministerie in stilte bepaalt wat "maatschappelijk verantwoord ondernemen" betekent voor jouw ochtendtrein. En wanneer het personeel dus staakt, doet het dat binnen een structuur waar geen concurrentie is, geen uitstapmogelijkheid, en geen dynamiek van klanttevredenheid — slechts budgettaire bureaucratie en moreel opgeleukte onbetrouwbaarheid.
Of zoals Mises het al schreef in Bureaucracy (1944):
"A bureau is not managed by entrepreneurs with an eye on profit, but by bureaucrats with an eye on procedures."
Het is alsof een bordeel wordt geleid door de kerk, maar dan met vertraging.
Het stakingsrecht als staatsrecht
Wat deze staking zo ironisch maakt, is dat ze plaatsvindt binnen een systeem waar de vrije markt al lang op een rangeerspoor is gezet. In een écht concurrerende markt zou een dienstverlener die weigert te rijden, onmiddellijk worden ingehaald door een rivaliserend alternatief — BlaBlaTrain, ArrivaXpress, of Elon's MuskRail. Maar omdat NS niet slechts een bedrijf onder de staat is, maar van de staat, hebben klanten geen alternatief. Spooner zou dit treffend als 'gedwongen dienstverlening' bestempelen: de overheid heeft eerst alle sporen opgekocht, vervolgens alternatieven verboden of uitgesloten van concessies, en ten slotte jouw mobiliteit gegijzeld in het kader van "publiek belang".
En wanneer vervolgens het personeel van diezelfde monopolieorganisatie het werk neerlegt — om méér loon, méér zekerheid, méér 'maatschappelijke erkenning' — dan rest jou als belastingbetalende klant slechts de taak om begripvol vast te staan op de A2. Want de NOS noemt het een staking. Maar in de markt heet dit gewoon: wanprestatie zonder consequentie.
Onzichtbare verliezers, voorspelbare verliezers
Volgens Bastiat moeten we altijd kijken naar dat wat men niet ziet. Wat men ziet is een lege trein. Wat men niet ziet, is de gemiste sollicitatie, de geannuleerde operatie, de misgelopen omzet van duizenden ondernemers die wél op tijd hun tent wilden openen maar zelf niet op tijd op locatie kwamen. Maar omdat deze kosten verspreid zijn over miljoenen mensen en niet op de balans van NS verschijnen, worden ze keurig weggefilterd uit de publieke verontwaardiging. In plaats daarvan krijgen we een ritualistische choreografie van "begrip voor de actie" en "last voor de reiziger", alsof de samenleving een soort moreel evenwichtskunstje is tussen rechten en ongemak. Maar het enige wat hier werkelijk in balans blijft, is de macht van de aandeelhouder die nooit verantwoordelijk is: de Staat zelf.
Spoorwegen zonder spoorzoekers
Volgens Spooner is het moreel verwerpelijk dat een organisatie zonder jouw expliciete toestemming jouw leven mag beïnvloeden — laat staan stilleggen. De NS, als staatsmonopolie, heeft nooit jouw vrijwillige contract gekregen, maar handelt desalniettemin alsof jij haar klant, onderdaan én sponsor bent. Wat je ziet is een lege trein. Wat je niet ziet, is de morele absurditeit dat miljoenen mensen gegijzeld worden in een infrastructuur die ze verplicht financieren, maar waarin ze geen stem noch alternatief hebben. De verloren tijd, de gemiste afspraken, de economische schade – het zijn allemaal gevolgen waarvoor niemand aansprakelijk is, omdat niemand verantwoordelijkheid hoeft te nemen binnen een staatsstructuur. Spooner zou het zo samenvatten: wie geen contract met jou heeft, hoort ook niet jouw leven te mogen stilleggen. Zelfs niet in de spits.
Spoorloos vertrouwen
Het meest fascinerende aan de situatie is misschien nog wel dit: ondanks dat het land vandaag letterlijk niet beweegt, beweegt er niemand richting fundamentele vragen. Waarom heeft de overheid überhaupt het monopolie op mobiliteit nodig? Waarom is er geen vrije toegang tot de rails, net zoals er wél vrije toegang is tot de weg? Waarom laten we ons vervoeren door een instelling die met miljardensteun blijft verliezen, blijft falen, en vandaag ook nog blijft liggen?
Misschien omdat we zijn opgegroeid met het idee dat treinen nu eenmaal bij de staat horen. Zoals regen bij Nederland. En belasting bij leven. Maar misschien — heel misschien — is het tijd om af te stappen. Niet van de trein. Maar van het idee dat ze van de overheid moet zijn.